De verspreidende winden
In naam van God, de Barmhartige, de Genadevolle.
[51:1]
(Wij roepen als getuigen) degenen die wijd en zijd verspreiden,

[51:2]
En degenen die de last dragen,

[51:3]
En degenen die rustig voortgaan,

[51:4]
En degenen die de zaak uitdelen.

[51:5]
Voorzeker, hetgeen u is beloofd, is waar,

[51:6]
En voorwaar, het gericht zal zeker plaats hebben.

[51:7]
Bij de hemelen vol van paden,

[51:8]
Waarlijk gij hebt uiteenlopende meningen,

[51:9]
Daarvan wordt afgewend wie zich (van het ware geloof) afwendt.

[51:10]
Vervloekt zijn zij die vermoedens uiten.

[51:11]
Die onachtzaam zijn in onwetendheid.

[51:12]
Zij vragen: "Wanneer zal de Tijd des Gerichts zijn?"

[51:13]
Het zal op de Dag zijn, wanneer zij in het Vuur zullen worden beproefd.

[51:14]
"Ondergaat uw beproeving. Dit is hetgeen gij verhaasttet."

[51:15]
Maar de rechtvaardigen zullen te midden van tuinen en bronnen verkeren,

[51:16]
Nemend hetgeen hun Heer zal geven omdat zij voorheen goed plachten te doen.

[51:17]
Gedurende de nacht sliepen zij weinig.

[51:18]
Tijdens de morgenstond zochten zij vergiffenis.

[51:19]
En van hun rijkdommen was een deel voor de bedelaars en ook voor degenen die niet konden bedelen.

[51:20]
En er zijn tekenen op aarde voor hen die zekerheid van geloof willen hebben,

[51:21]
En ook in uzelf, wilt gij dat niet inzien?

[51:22]
En in de hemel is uw onderhoud en hetgeen u is beloofd.

[51:23]
Bij de Heer van de hemel en de aarde - dit is inderdaad de waarheid zoals gij spreekt.

[51:24]
Heeft het verhaal van Abrahams geeerde gasten u bereikt?

[51:25]
Toen zij bij hem binnentraden en zeiden: "Vrede", antwoordde hij: "Vrede". Hij zeide (bij zichzelven): "Vreemde mensen."

[51:26]
Maar hij ging rustig naar zijn gezin en bracht een (toebereid) vet kalf.

[51:27]
En plaatste het voor hen. Hij zeide: "Wilt gij niet eten?"

[51:28]
Daarop begon hij hen te vrezen. Zij zeiden: "Vrees niet" en zij gaven hem blijde tijding over een wijze zoon.

[51:29]
Toen kwam zijn vrouw, in verbijstering en sloeg de hand voor het gezicht en zeide: "Een verwelkte, bejaarde vrouw!"

[51:30]
"Uw Heer heeft het zo gezegd," zeiden zij. "Voorzeker, Hij is de Alwijze, de Alwetende."

[51:31]
Abraham zeide: "Wat is uw taak, o boodsehappers?"

[51:32]
Zij antwoordden: "Wij zijn naar een schuldig volk gezonden

[51:33]
Om brokken klei op hen neder te zenden

[51:34]
Door uw Heer gemerkt (ter verdelging) voor de buitensporigen."

[51:35]
De gelovigen die daarin waren lieten Wij (veilig) weggaan.

[51:36]
Maar Wij vonden er slechts één huis der Moslims.

[51:37]
En Wij lieten daarin een teken achter voor hen, die de pijnlijke straf vrezen.

[51:38]
En in Mozes (is eveneens een teken), toen Wij hem tot Pharao zonden met openlijk gezag.

[51:39]
Maar deze wendde zich af om zijn macht en zeide: "Een tovenaar of een waanzinnige."

[51:40]
Daarom grepen Wij hem en zijn scharen en wierpen hen in de zee, waardoor hij zelfverwijt kreeg.

[51:41]
En er was een teken in de Aad, toen Wij een orkaan tegen hen zonden.

[51:42]
Deze liet van hetgeen hij teisterde niets over of hij maakte het als as,

[51:43]
En er was een teken in de Samoed toen er tot hen werd gezegd: "Vermaakt u voor een wijle."

[51:44]
Maar zij overtraden het gebod van hun Heer. Daarom achterhaalde hen de bliksem terwijl zij er naar keken,

[51:45]
En zij konden niet opstaan noch konden zij zich hiertegen beschermen.

[51:46]
En in het volk van Noach (is ook een teken), voorwaar zij waren een ongehoorzaam volk.

[51:47]
Voorzeker Wij bouwden de hemel door Onze macht en waarlijk Wij zin het, Die hem hebben uitgebreid.

[51:48]
En Wij hebben de aarde uitgespreid en hoe uitmuntend hebben Wij dit gedaan.

[51:49]
En Wij hebben alles in paren geschapen opdat gij er lering uit moogt trekken.

[51:50]
Haast u daarom tot God. Waarlijk ik ben voor u een duidelijke waarschuwer van Hem.

[51:51]
En werpt geen andere God op naast God, waarlijk ik ben voor u een duidelijke waarschuwer van Hem.

[51:52]
En er kwam tot degenen, die vóór hen waren, geen boodschapper of zij zeiden: "Dit is een tovenaar of een bezetene!"

[51:53]
Hebben zij elkander er toe aangespoord? Neen, zij zijn een opstandig volk.

[51:54]
Wend u daarom van hen af en u zal niets worden verweten.

[51:55]
Maar ga door met het vermanen want de vermaning helpt degenen die willen geloven.

[51:56]
En ik heb de djinn en de mensen slechts tot Mijn aanbidding geschapen.

[51:57]
Ik wens van hen geen onderhoud noch wens Ik dat zij Mij zullen voeden.

[51:58]
Voorzeker, God is de grootste Voorziener, de Almachtige, de Alsterke.

[51:59]
Voorzeker het lot der onrechtvaardigen is gelijk aan dat van hun gezellen. Laat hen derhalve niet wensen dit te verhaasten.

[51:60]
Wee over de ongelovigen vanwege de Dag waarmede zij worden bedreigd!